bliksem

Een blog die verlichting brengt


Home

  • Hartje

    Hartje

    In ons gezin hebben we een klein maar fijn gebaar als we een nerveuze dag voor de boeg hebben.

    Toen onze oudste een toets op school had, was ze nerveus. En wij dus ook. Mijn vrouw kreeg het idee om een hartje op haar hand te tekenen. Zo kon ze aan ons denken tijdens de toets. Om te tonen dat wij aan haar dachten, tekenden ook wij een hartje op onze hand.

    Uiteraard wilde onze jongste ook een hartje. Hij stond namelijk óók voor een belangrijke dag. Vandaag mocht hij de drankjes en fruitjes uitdelen aan zijn maatjes in de klas.

    Geloof mij: er is geen grote verantwoordelijkheid in het leven van een vijfjarige.

    Elke ochtend gaan we als gezin uiteen, elke avond komen we weer samen. De kleine hartjes op ons hand verbinden ons door de dag. Het is een klein gebaar en soms plaag ik mijn vrouw dat ze er hiermee begon.

    Deze week stond ik drie uur lang vast in het verkeer. Bovendien viel mijn gsm uit halverwege de rit. Bye bye podcasts als gezelschap.

    De radio vertelde mij dat het al tien uur was en ik jaagde mij elke minuut meer op.

    Dan keek ik naar mijn hand die rustte op het stuur en zag het hartje.

    Ik dacht aan onze oudste die in haar klas zat, haar toets aan het invullen, en aan onze jongste, druk bezig met het uitdelen van de drankjes en fruitjes.

    Zelf stond ik nog steeds vast in het verkeer maar op de een of andere manier bracht dat kleine hartje mij precies de verstrooiing die ik nodig had.

    Ik lachte.

    Dat kleine maar fijne gebaar bewees niet alleen voor onze kinderen zijn waarde.

  • Mijn fietsende zeekapitein

    Mijn fietsende zeekapitein

    Z’n haar piekte door zijn fietshelmpje alsof hij een Sloveense tourwinnaar was. Maar zijn tred deed denken aan een cyclocrosser, na acht keer Koppenberg.

    In het diepste van zijn gedachten is hij de snelste, de beste en kan niemand hem volgen.

    Maar blies de wind op zijn kopje dan hield hij halt, monsterde de wind, kloeg steen en been. Om dan toch opnieuw op zijn stalen dwergros te stijgen en meteen zijn trappers te pijnigen alsof hij op de Champs-Élysées sprintte.

    Hij is de allersupersnelste, blies hij.

    Om na enkele pedaalslagen de remmen dicht te knijpen. Te lastig, teveel wind. Dit flandrienritje belandt niet in de Strava geschiedenisboeken, besefte ik.

    Aan het speelpleintje draaiden we af.

    In een vingerknip transformeerden onze fietshelmen tot kapiteinspetten. Een speeltuig werd een piratenboot. De blaadjes werden haaien. Een tak een vuurzwaard. Wij waren niet langer ploegmaats maar scheepmaatjes.

    Enkele zeeslagen later stelde mijn kapitein voor om terug huiswaarts te fietsen. De zeekapitein werd wegkapitein.

    De wind zat vol op zijn fietshelmpje, zijn plukjes haar steigerden erdoor heen. Halfweg kreeg hij een hongerklop maar het vooruitzicht op Sinterklaasspeculoosjes en een Capri-Sun poeierde paardenkracht in zijn beentjes.

    Aan tafel kaartten we samen na.

    Als ploegmakkers, als scheepmakkers, als papa & zoon. Hij had écht wel héél veel gefietst (het einde van de straat en terug) en het was écht wel héél dringend tijd om iets te eten (het was drie uur ’s middags).

    Ach, ik gunde mijn kapitein zijn moment en zijn koekje.

    Vijf jaar is hij. Een ukkepuk klein. Maar groots in zijn daden.

    Want wie kan zeggen dat hij op één dag én de allersupersnelste fietser van de wereld was én een piratenboot beschermde tegen een hoop haaien met écht wel superscherpe tanden. Hij flikte dit alles op nog geen uurtje.

    Daar doe ik mijn fiets – en piratenhelm voor af.

  • De zon zonde er op los

    De zon zonde er op los

    Zijn bolle, blozende wangetjes sprongen bijna uit zijn gezicht. Parelende zweetdruppels baanden zich een weg naar beneden, als waren ze regendruppels die landen op een fruitboomgaard na een zwoele zomerdag.

    Heel even zomert het en meteen staan kinderen in bloei.

    Ze klauteren zich een weg door de tuin. Kriskras langs de eerste bosjes paardenbloemen, voorbij distels en dwars door herboren grassprieten. Het gras lijkt alleen maar groen door het stiekeme mos maar dat deert niemand.

    Als ik hem over z’n rode bol aai dan plakt zweet aan mijn vingers. Zijn haar piekt omhoog als was het een steeltje van een appel. Zijn knieën zijn nu al een landkaart van schrammen. Zijn bril staat wat scheef op zijn neus, met daaronder twee bonzende wangetjes, net rijpe appeltjes.

    Zijn sappige lach maak het plaatje af.

    De televisie loenst eenzaam vanuit de woonkamer van achter het 4 seizoenglas naar buiten. Het beeldscherm verbleekt bij de zon. Wie geeft er nu nog om pixels als stippen van een lieveheersbeestje je verwonderen? Ga weg met je flitsende Netflix als buiten de zon je verblindt bij het lanceren van een frisbee.

    De oudste schommelt zich suf, de jongste terroriseert de glijbaan. Een zoemende grasmaaier bromt zich op gang. Fietskettingen worden gesmeerd en versnellingen geschakeld. De weekendkrant vraagt om gelezen te worden. De zon zont er op los.

    De wereld draait gezapig rond z’n as, opgeladen door de eerste schijntjes zonne-energie.

    ’s Avonds landt de donkerte. Koude overspoelt warmte als vloed. Behalve op één plekje. De wangetjes van mijn zoontje gloeien als lava. Hij ruikt naar zout zweet en ziet grasgroen. Zijn tank loopt leeg en als een zonsondergang aan de horizon, zinken zijn oogjes naar beneden.

    De stippen zijn geteld, de distels zijn plat getrapt en de paardenbloemen geplukt.

    De eerste zomerdag van het jaar is uitgespeeld.

  • Handje

    Handje

    De ochtendelijke winterkoude omarmt ons hartelijk als we de deur achter ons sluiten. We zuchten wolkjes en vatten onze expeditie aan, richting school.

    De jongste zijn mini-vingertjes priemen al snel door zijn wantjes in mijn handpalm. Hij wil een handje.

    Daarnet stampvoetende hij zich nog kwaad door het huis, teleurgesteld in zijn stomme papa en mama die hem aanmaanden om zijn wanten te zoeken.

    Ondanks die uitbarsting is er nu toch dat handje. Zelf vergat ik mijn handschoenen, ik ben tenslotte zijn papa, en verlangen mijn vingers naar de warmte van een beschutte jaszak. Maar ik geef niet toe en geef hem een handje. Al na enkele seconden bijt de koude zich in mijn naakte vingers.

    Straks op de wandeling terug warm ik die wel weer op.

    Ik koester zijn handje. Want een handje betekent nabijheid. De oudste wandelt schoorvoetend achter ons aan, op korte afstand, maar ik besef dat er met elke verjaardag enkele meters extra afstand bij komt. Totdat ze alleen naar school stapt en ik mijn hand enkel nog onhandig gebruik om haar uit te zwaaien, wat ze waarschijnlijk niet eens zal zien.

    Dus ik koester het handje van de jongste. Ik laat pas los als we de schoolpoort naderen. Twee kussen later sta ik alleen. Ik zie ze beiden achter het hoekje van de speelplaats verdwijnen. Vroeger keken ze nog eens om, maar dat is al lang niet meer aan de orde.

    Eens door die poort, vervagen papa en mama tot leveranciers van koekjes en fruitjes voor de speeltijd.

    Een handje, een kus, een blik. Kleine gebaren die ze onbewust als pasmunt inzetten en die wij als ouders gulzig aanvaarden, de extra kosten nemen we er met een glimlach bij.

    Hoe verstikkend ze (soms) ook kunnen zijn, van tijd tot tijd willen wij soms ook gewoon een handje.

    Op de weg terug naar huis tintelen mijn vingers eenzaam in mijn jaszak. Mijn rijkdom voor een handje.

  • Nee Sint, ze zijn niet braaf geweest

    Nee Sint, ze zijn niet braaf geweest

    Half twee ’s middags, het is weekend en de tv gaat uitzonderlijk aan. Buiten blaast de wind uit en druipt regen van het raam. De haard vraagt om warmte. De kindjes kruipen onder een dekentje in de zetel, het volume van de tv moet omhoog.

    De tv toont een kade, een schip en… de Sint. De spanning in de woonkamer stijgt wanneer de wuivende man in beeld komt. Voor de oudste is het de zevende keer, voor de jongste de vierde keer en voor mijn vrouw en ik de vierendertigste keer.

    Maar, of het nu je eerste of vierentachtigste keer is, de Sint blijft magie. Een jaarlijks abonnement op nostalgie. Op smaak gebracht met gesuikerde nicnacs, klompjes marsepein, chocolade centjes en peetjes.

    Met dit in het voorzicht zullen ze vanavond niet willen slapen, vannacht willen opstaan en morgenochtend uit hun bed springen. Want ja, de Sint is in het land, hebben ze net met hun eigen ogen gezien. Het bewijs is onweerlegbaar.

    En, papa en mama, zijn de kindjes braaf geweest?

    Heeft de goedheiligman de stevige rechtse van de jongste tegen de kin van de oudste gezien vorige week? Stond hij te observeren toen de oudste stiekem een snoepje nam afgelopen maandag? Was hij er toen ze gisterenavond in collectieve opruimstaking gingen?

    De vraag stellen, is ze beantwoorden.

    En dat doe ik dus: Nee, ze waren niet braaf, Sint.

    En, zijn de mama en papa braaf geweest?

    Stilte.

    Zou hij in de auto gezeten hebben die ik deze ochtend bruusk de pas afsneed in het verkeer? Gluurde hij stiekem toen ik een hele zak m&m’s verorberde? Stond hij te luistervinken toen mijn vrouw en ik woorden hadden om een niemendalletje?

    Ach, wat is braaf… Zou ik de man van repliek willen dienen.

    Maar ik antwoord wijselijk: Correctie Sint, iedereen hier is braaf geweest. Ook papa lust immers een chocolade peetje. En de Sint is nu eenmaal de lakmoesproef der lakmoesproeven.

    Wanneer de tv uitgaat, is de opluchting in de zetel voelbaar. De Sint is er toch maar opnieuw, ondanks stormweer en regen, op tijd geraakt en er zijn geen stoute kindjes. Content zijn, is soms kinderspel.

    Terug over naar de orde van de dag. Ze besluiten vredelievend een tekening te maken voor de Sint, in de hoop dat hij deze nacht langskomt.

    Minuten later vliegen ze elkaar in de haren omwille van een gedeelde kleurstift. Harde woorden en klappen volgen. Waarop mijn vrouw en ik discussiëren of we moeten bemiddelen in hun ruzie.

    Sint, kunt u de vraag nog eens herhalen?

  • Een zondag van niets

    Een zondag van niets

    Je hebt geluk want vandaag was het jouw beurt om uit te slapen en nam je vrouw de ochtendshift op zich.

    Het zalige gevoel van wakker worden omdat je wakker wordt, een rariteit voor ouders met jonge kindjes, geeft de zondag een gedroomde start. Ontbijten doe je tussen een slagveld van achtergelaten boterhammen, klodders choco en yoghurtresten. Maar het deert je niet. Vandaag is het zondag en moet helemaal niets.

    Je leest je krant terwijl de jongste een tekening van Spiderman kleurt en de oudste naar televisie kijkt. Een YouTube ster doet daar een of andere zinloze challenge en je denkt weemoedig aan je eigen, voormalige influencers: Samson & Gert. De radio bevestigt je mijmering en zingt Bob Dylan’s The Times They Are A-Changin’.

    In je krant woeden oorlogen en overspoelt miserie de wereld. Een belezen acteur raadt een boek aan en een columnist herdenkt zijn lang geleden overleden zus. Een voetballer zegt niets maar toch lees je het interview want vandaag is nu eenmaal een dag van niets.

    De regen houdt even een pauze en je vrouw wurmt zich in haar flashy fluo looptenue. De klok wijst tien uur aan en je besluit om zowaar actief te worden. Je steekt de kinderen in bad en neemt er vrede mee dat de badkamer een zwembad wordt. Het doe je niets want vandaag is een dag van niets.

    Je ruimt de tafel op terwijl je kinderen enthousiast een huisje bouwen onder de keukentafel. De krant valt daarbij als bij toeval open op een foto van een Palestijns meisje spelend in een auto, de auto is zwartgeblakerd door een bombardement. Jullie eigen huiselijke vrede wordt verstoort omdat de jongste een toerke krijgt, waarna hij stampvoetend zijn zus de oorlog verklaart. Nog geen minuut later knuffelen ze elkaar en keert hij terug huiswaarts. Ach, een ruzie van niets want vandaag is het een dag van niets.

    Het middageten zijn gewoon restjes van gisteren en da’s maar goed want jullie hebben beiden geen zin om te koken. De dag is halfweg maar in de cocon van je huis lijkt tijd een onbestaand iets. De radio dirigeert met liedjes van vroeger het ritme van de dag. De geknipte soundtrack bij de trage film die deze zondag is.

    De middag dient zich aan als een perfect georkestreerd toneel zonder plot.

    Plots ontwaakt ook de zon en licht de keuken op. Je vlijt je in de zetel terwijl je kinderen hun huisje beginnen te verbouwen. Dat loopt zoals elke verbouwing: moeizaam en met discussies. Je zetel is je eigen fort en gewapend met een boek ga je de strijd met de tijd aan want dit rustzalige moment mag voor altijd duren.

    De avond daalt in, de vuurkachel gaat aan. Maaltijd drie breekt de dag en kondigt de week aan wanneer ook de weekplanning aan tafel komt. Routineus verzamel je de pyjama’s, de tandenborstels en je eigen goesting bijeen.

    Wat later doof je de lichten in de gang boven na een verhaaltje en een nachtzoen. Je keuken beneden is herschapen tot een bouwwerf. De aannemers zijn niet langer te bereiken dus ga je zelf aan de slag.

    De kachel brandt van gezelligheid en je vlijt je opnieuw in je zetel. De televisie floept aan maar je oog valt op de krant, die nog steeds onaangeroerd nonchalant ligt te liggen. Als door een kiertje gluurt het spelende Palestijnse meisje je woonkamer binnen. Je pakt de krant en leest het bijhorende artikel.

    Vandaag was geen dag van niets, besef je.

    Vandaag was een dag van alles.

  • De eerste die nog geen laatste was

    De eerste die nog geen laatste was

    Het regende. Uiteraard regende het.

    Alsof de vakantie nog eenmaal zijn dikke middenvinger toonde na alle stortvloeden en huilde om zijn afscheid.

    De eerste schooldag verzoop, gevuld met plassen en paraplu’s, en kondigde een nieuw schooljaar aan. Zoals na winter lente komt, volgen schooljaren elkaar op.

    Totdat alles en iedereen verjaart, ook schooljaren, want plots gaan kindjes niet meer naar school. Maar nu nog niet.

    Vandaag drop ik mijn bende van ellende. Eentje in het tweede kleuter en eentje in het tweede leerjaar. Nieuwe juf, zelfde vriendjes. Gepakt met zomerherinneringen die ze binnen enkele jaren alweer vergeten zijn. Want wanneer hun juf straks zal vragen wat ze in de vakantie deden, zal de jongste antwoorden: ‘Spelen!

    Alle bloed, zweet en tranen van ouders en hun vakantieplanningen samengevat in één woordje. Ach, een kinderleven is één grote speeltijd op smaak gebracht met een koekje en een sapje.

    Ik laat mijn oudste, de dochter, achter bij haar vriendinnetjes buiten onder het afdak. Een vluchtige kus en succeswensen die ergens in de lucht blijven zweven totdat ze doorprikt worden door het hartelijke weerzien met een vriendinnetje. Ik vervaag voor haar tot een figurant maar voel gelukkig vijf kleine vingertjes van onze jongste in mijn handpalm knijpen. Mijn redding.

    Zijn zelfzekere blik van zo-even is nu een schuchtere blik met ogen die vluchtig scannen en dan blijven hangen bij de mijne. We kijken elkaar aan en hebben, nu de oudste helemaal uit het zicht verdwijnt, mekaar even nodig.

    Ik slik mijn gemis, en het gebrek van het hare, door en pak hem op zodat hij als een vuurtoren de omgeving verder kan scannen. De hemel huilt nog steeds en ik luister braaf naar de juf die kleuters aanmaant naar de sportzaal te gaan.

    Ik zoek en vind zijn juf, een kindje staat huilend aan haar arm. Mijn zoontje zijn vingernageltjes boren zich dieper in mijn handpalm. Het weerzien met zijn vriendjes is minder hartelijk. Niet omdat ze elkaar niet graag hebben, maar een vierjarige is nu eenmaal minder geïnteresseerd in het wel en wee van een andere vierjarige.

    Straks zullen ze samen spelen alsof hun leven er van af hangt, maar nu voelen ze zich alsof er met hun leven wordt gespeeld.

    Gedwee volg ik een commando van de juf en zet hem tegen de muur, ten midden van een oceaan van andere smekende oogjes. Ik knuffel hem en wens hem succes. Hij kijkt mij aan alsof hij dat woord voor het eerst hoort, wat waarschijnlijk zo is, bedenk ik mij net. Ik vertaal naar zijn wereld: ‘Veel spelen vandaag vriend!‘.

    Hij zwijgt en kijkt naar de toppen van zijn schoenen. Hij voelt zich waarschijnlijk eenzaam, dobberend in een zee, nog niet bij machte om zich vast te klampen aan zijn vriendjes rond hem zoals zijn zus van daarnet.

    Ik dobber weg en baan mij een weg langs beteuterde peuters, richting de deur van de sportzaal. Nog eenmaal kijk ik om, zoekend naar mijn drenkeling, en slik een kropje in mijn keel weg.

    Buiten stort de hemel nog steeds emmers water naar beneden. En dan besluipt mij een gedachte die ik al de hele tijd niet onder woorden kon brengen:

    Ooit is het hun laatste eerste schooldag.

    Maar niet vandaag.

    Als ik buiten stap, rolt een regendruppel langs mijn wang naar beneden, tot aan mijn mondhoek. Zo regenen zeg, zucht ik.

    En tiens, wat smaakt die regendruppel zout.

  • Taxi naar het verleden

    Afspreken met iemand die je te lang niet zag, is alsof je in een taxi stapt die achteruit rijdt en die je afzet enkele jaren terug in de tijd. Je gluurt in de achteruitkijkspiegel, ziet jezelf, door de ogen van die andere, en je merkt hoe jullie veranderden, en toch dezelfde bleven.

    De haarlijn grijziger en teruggetrokken, al was het eb op het voorhoofd. De buikomtrek breder, de kinderen groter. De gedachten gematigd, de rimpels gerimpeld. Maar de blik onveranderd.

    Er was dit, er was dat. Er was altijd iets waarom jullie niet afspraken, waarom die taxi maar niet kwam. Maar vanavond zijn jullie eindelijk opnieuw twee vrienden die de draad oppikken, twee personen waarvan de levenslijnen opnieuw kruisen, na te lang parallel te lopen.

    Twee hoge krukken, twee pintjes en twee telefoons broederlijk naast elkaar op de bar, blik naar beneden. Soms lichten ze op als een hond die met je aandacht wil gaan lopen maar dan zijn kopje legt. Vanavond niet, Blacky.

    Jij praat over dit. Hij praat over dat. Jullie leggen lijntjes naar gebeurtenissen, verbinden mensen die de revue passeren. Twee universums die elkaar als twee cirkels snijden. Maar wat buiten dat snijvlak ligt, stuwt pas echt jullie gesprek vooruit tot het café slechts twee tooghangers telt.

    Je pintje quasi onaangeroerd. Je drinkt enkel wanneer je keel droog is van te praten of met open mond te luisteren. Je mijmert over het gedeelde verleden. Je praat over het heden en wat nog moet komen.

    Je fluistert dingen die je eigenlijk nooit hardop zegt omdat de avond wil dat je die angsten, die dromen uitspreekt tegen diegene waar je vroeger ditjes en datjes mee deelde.

    Terugblikken en vooruitblikken verstrengelen tot een rode draad die jullie verbindt. Een draad waarvan je, op het einde van de rit, blij bent dat je hem terug vond.

    Afspreken met iemand die je lang niet zag, schud je door elkaar, alsof in een sneeuwbol herinneringen neerdwarrelen tot ze landen en je merkt dat alles nog steeds is zoals het was.

  • Bliksem

    Het is een natuurfenomeen met veel symboliek.

    Je kan er je eigen interpretatie aan geven. De mijne heeft verschillende lagen.

    Om te beginnen, heb je de vorm van het icoontje. Die toont twee letters ‘l’ die omgekeerd op elkaar liggen. Tweemaal de eerste letter van de naam van mijn kinderen: Lena & Lowie. Samen vormen ze de letter ‘s’. De letter van de naam van mijn vrouw: Sofie.

    Een bliksem levert je ook licht in het donker. Inzichten die verlichten. Ik ga weg blijven van geitenwollensokkenpraat maar iedereen heeft wel eens een aha-ervaring. Je leest, hoort, zegt, voelt of ruikt iets en dan plots, een figuurlijke bliksemschicht die je raakt. Hopelijk geen letterlijke. Ik hou ervan iets nieuws te ontdekken, om plots iets helder te zien. Ook al gebeurt dat met een knal.

    Na bliksem komt donder. Die laat even op zich wachten. Je kan schrikken van gedonder, ondanks dat je weet dat het komt. Bliksem is een meetinstrument. Je telt de tellen tussen bliksem en donder om te weten hoe ver het onweer bij jou vandaan hangt. Donder is onvermijdelijk.

    Bliksem als titel voor mijn blog. Misschien lees je een stukje en gaat er ergens een licht branden. Misschien donder je van je stoel.

    Ik hoop vooral dat je af en toe eens kan lachen als je hier iets leest. Stukjes tekst met een lading zelfrelativering. Klaar om te knallen, de voorbode van gedonder.

    Bliksem brengt verlichting. Het leven is al zwaar genoeg, niet?

  • Ai, ai,… A.I.

    Bingo!

    Dat flitst door mijn hoofd telkens ik nog maar mijn papieren krant of een digitale feed bekijk. Mijn winnende woordencombinatie: A.I. Artificiële intelligentie.

    Wat stoort mij? Wel, zelfverklaarde experten bestoken je met hun geniale, life-changing ideeën over hoe AI je geld, tijd en onbereikbare dromen bezorgt. Staan er uitroeptekens en hoofdletters in hun orakel dan verdien je extra punten in de buzzword bingo.

    Kassa, kassa.

    Marktkramers op een gigantische digitale marktplaats. Met dezelfde verkooptrucs als honderd jaar geleden. Zij zijn dé reddende Messiassen die ons in bekoring zullen leiden naar de tweevuldige heiligheid: A.I. Insert uitroepteken.

    Schuif wat dichterbij en aanhoor hoe deze wonderoplossing jou naar het walhalla brengt. Halleluja!

    Een wedloop is het. Zoals zoveel een wedloop is vandaag. Zonde voor de experten die wél iets zinnig te vertellen hebben. Maar voorlopig wordt de berichtgeving te vaak gedreven door geld en ego’s. Gelukkig ook door onweerlegbare opportuniteiten want begrijp mij niet verkeerd: u leest geen tirade van een romanticus die verlangt naar pen en papier, maar wel van iemand die soms plompverloren loopt op die marktplaats met veel te luide marktkramers en hun profetieën. Met argusogen kijkend op mijn GPT, excuses GPS, in dat digitale doolhof.

    Het is zoals met seks. Het verkoopt. AI als glijmiddel doorheen je digitale feed, tijdens dat vlotte verkooppraatje of als gangmaker aan de koffieautomaat. De laatste trein die je niet mag missen. Voor geen geld, of bitcoin, ter wereld. Maar naar waar gaat die trein eigenlijk?

    Dat verschilt voor elk van ons. Ben je een juf dan denk je aan opstellen verbeteren. Ben je een loketbediende dan denk je aan een sprekende automaat. Ben je een student dan denk je aan opstellen schrijven. Ben je een dommerik dan denk je aan minder werken. Ben je een slimmerik dan denk je aan anders werken. Voor elk wat wils.

    De sjacheraars onderscheiden van de echte profeten. Dat vereist geen AI maar gezond verstand. Een gave die nodig zal zijn op de marktplaats. AI was een Big Bang leidend tot veel gespreksstof dat, eens het stof is gaan liggen, zijn daadwerkelijke belofte naar het beloofde land wel zal tonen.

    Wacht, zei iemand daarnet het buzzwoord Big Bang?

    Bingo!

hallo

Mijn naam is Pieterjan (’89), papa van Lena (’16) en Lowie (’19), getrouwd met Sofie. Ik hou van lezen, schrijven, sporten en mijn gezin. Stiekem droom ik van een roadtrip door Canada, een teletijdmachine bouwen en wereldkampioen worden.

Momenteel zijn er enkel vage plannen voor het eerste want gebrek aan tijd en talent belemmeren de laatste twee.

Ik schrijf graag. Al jaren op SPORT.Blog over sport. En over andere dingen op Medium, MamaBaas en op willekeurige bierviltjes. Bliksem bundelt eindelijk al die andere dingen.

En ooit, ooit neem ik al dat schrijven serieus.

Nieuwsbrief