-
Zijn eerste sportles
Toen hij nog niet geboren was, schreef ik al over hem en noemde ik hem ‘spits‘. Ik doopte hem ook kopman. Ondertussen is hij drie en maakt hij die verwachtingen waar. Weliswaar op zijn eigen manier.
Hij is spits: scherp, puntig, fel, scherpzinnig, hevig.
Maar ook koppig, zoals een kopman uiteraard hoort te zijn.
Ik ben twee en ik zeg nee. Ik ben drie en ik weet het nie. Het past hem als gegoten. Hij ontziet niets of niemand, getuigde ook zijn juf al meermaals. Maar hij doet je ook smelten met zijn guitige lach. Samen met zijn zus vormt hij een koningskoppel dat samen aanvalt, samen verdedigt. Of elkaar voor de voeten loopt.

Nu staat hij voor zijn grote debuut. Met twee ouders met een sportverleden kon dat niet uitblijven: zijn eerste sportles. Zaterdagochtend van negen tot tien. Achter gesloten deuren, geen toeschouwers toegelaten. Een wedstrijdverslag krijgen we via het interview met onze spits achteraf. Een interview waarin hij vermoedelijk evenveel zal vertellen als zijn dagelijkse interview na een schooldag: geen commentaar. Nukkige vedettestreken zijn hem niet vreemd, ondanks zijn smachtende fans.
Ach, wat maakt het uit. Zijn eerste sportles. Misschien schiet een ander kind met een bal zijn bril aan grut, misschien weent hij zich een uur een ongeluk, misschien mept zijn vriendje met een hockeystick zijn tand uit. Alles kan.
Of misschien wordt hij binnen twintig jaar verkocht voor honderd miljoen aan een Engelse voetbalclub. Tegenwoordig heten wereldvedettes gewoon Kevin en Thibault. Dan ben je met de naam ‘Lowie’ bestemd voor de top.
Elke miljoenentransfer was ooit drie jaar, ging ooit naar zijn of haar eerste sportles. Als daar beelden van zijn dan duiken die plots op. Samen met reacties onder de Youtube video:
‘Kijk eens wat een talent.’
‘Het stond in de sterren geschreven.’
‘Hij stak er toen al bovenuit.’
Misschien moet ik van achter het raam stiekem een filmpje maken van onze spits zijn debuut. En na afloop zo’n compilatiefilmpje maken met zijn beste acties.
Die kapotte bril, betraande wangetjes en losse tand monteren we er dan wel uit.
Deze blog verscheen eerder op SPORT.Blog.
-
Verrekijker
Je zag het al van ver… Onze jongste zoon moet brillen. Keek hij tv dan kroop hij er bijna in. Riep je van ver zijn naam dan tuurde hij scheel je richting uit. Een driejarige die de wereld ontdekt, heeft nood aan een helder zicht. Ook Columbus vaarde zonder zijn verrekijker verloren.
In de brillenwinkel is hij héél even enthousiast. De eerste bril die hij opzet, vindt hij mooi. Vanaf de tweede wil hij gaan spelen. De derde plooit hij uit ongeduld net niet dubbel. Mijn vrouw en ik kijken elkaar en hem aan. Onze zoon zo zien zitten met zijn brilletje op, is alsof we zelf een bril opzetten die hem op slag ouder maakt.
Vaderlijk wil ik hem vertellen dat hij met een bril beter naar de meisjes kan kijken. Kijken kijken, snap je? Maar dat interesseert hem nu niet. Dino’s vindt hij wél leuk, maar die dragen geen brillen… Ik grap dat ze misschien daarom zijn uitgestorven en hij kijkt mij aan met zijn glazige blik.

Onze driejarige een bril opzetten is als een tractor blind achterwaarts parkeren tussen twee mini’s. Met zijn te kleine neusje en die keikop van hem als extra verkeersdrempels. Dus krijgt hij twee brillen. Een gewone bril en een rollebolbril, een plooibare bril die een meteorietinslag kan overleven. Iets wat een dino niet kon, wil ik zeggen. Maar ik zwijg wijselijk.
Zijn bril is binnenkort klaar. Maar totdat hij een verrekijker rijker is, vaart hij deels blind.
Wij rekenen af bij de mevrouw van de brillen en hij krijgt een snoepje omdat hij geen bril brak. De zon schijnt als we de brillenwinkel verlaten maar onze kleine Columbus kijkt rond alsof er mist hangt.
Bijna land in zicht, maatje, fluister ik hem toe.
-
Nee
Er zou een extra disclaimer op de verpakking van condooms moeten staan. Meer een waarschuwing eigenlijk: gebruik van dit rubbertje verhoogt je kans aanzienlijk om binnen twee jaar en negen maanden zen te zijn.
Dit is hoe die disclaimer er zou kunnen uitzien:
Eerst is ‘het’ schattig en lief. Als je een foto neemt dat ligt het braaf op de rug en lacht het op commando. Het blijf liggen. Het maakt niets kapot (buiten misschien je slaaphygiëne maar dat is niets in vergelijking met de kopzorgen die ze je later bezorgen). Het slaapt meestal vaak en het eet meestal wat je het geeft.
Je zit op een wolk. Je leeft de droom. Prachtig, toch?
Tip: koester die droom. Want dan gebeurt het plots. Zonder dat je het verwacht. Als een rups die zich ontpopt tot een mooie vlinder, zo ontpopt je lieve baby zich tot een meedogenloos monstertje. Niemand weet wanneer het precies gebeurt. Maar plots is het er.
Op een mooie, zorgeloze ochtend haal je je kind uit bed. Je kijkt het aan en merkt dat er iets is veranderd. Maar je weet niet wat. Het is haast niet te merken. En toch is het er. Het uit zich pas als het kind zijn of haar mond opent. Drie letters rollen er uit. Drie letters die je leven voorgoed veranderen.
N.E.E.
De kracht van nee. Ontdekt door een kind van twee.
Dat rijmt, alsof het universum wil dat je dit nooit meer vergeet. Foert aan alle pedagogisch verantwoordelijke verklaringen. Daar loop je niet ver mee als het er eenmaal is: Terrible Two.
Je kind werd twee en is niet langer engelachtig maar des duivels. Het verklaart de oorlog aan alles. Aan slapen, aan eten, aan foto’s nemen, aan jou, aan simpelweg alles. Het schiet met een drieloop alles aan flarden: Nee!
Jij bent gevangen. In een labyrint zonder uitgang want elke deur die je opendoet wordt beantwoord met ‘Nee!’. Elk greintje van plezier wordt uit de kamer (en je leven) gezogen en elke poging om je kind op te vrolijken, verzandt in een zoveelste wanhoopspoging. Het zijn mini-terroristen van nog geen meter groot, gewapend met een bommengordel van nee’s.
Van de ene op de andere dag zijn ze niet langer lief, volgzaam en schattig. Plots hebben ze een eigen willetje en een humeur dat draait alsof er een tornado door hun hoofdje raast. Elke vorm van ratio ontbreekt en op elke vraag, maar dan ook op élke vraag, komt steevast hetzelfde antwoord:
Nee!
‘Ach, het is een fase’.
Wee oh wee, wie met deze briljante observatie komt. Ouders hebben nog voor minder peters, meters, ouders, vrienden… op hun zwarte lijst gezet.
Ik bekijk het soms als een computerspel. Je hebt een nieuw level bereikt, het is niet langer kinderspel. Shit got real. Je kind werd net een explosief kruitvat vol nee’s dat elk moment kan ontploffen. Het voormalig engeltje is nu plots een nietsontziende bokser. Ze zien er ook zo uit met die paar verloren tanden in hun mondje en builen op hun hoofd van tegen tafelhoeken aan te lopen.
Het leven is vanaf nu geen ponykamp meer maar een bokskamp voor je voormalige baby. De vloer, een tafel, een toevallig voorbij wandelend broertje of zusje… Alles is een mikpunt. Zelf word je de meest favoriete boksbal van je mini-bokser. De gelijkenissen met boksen zijn snel op te sommen: de rondes volgen mekaar snel op, ze staan vaak in een hoek en drinken water uit een beker met een rietje.

Geloof mij echt, je lieve baby’tje bestaat niet langer maar is een vechtjas zonder geweten. Of in sommige gevallen een sumo-worstelaar met zo’n veel te grote pamper. Soit, er is één gemene deler: ze zijn gemeen. Niemand en niets is veilig.
Soms, heel soms, heb je even geluk en openbaart zich héél kort een moment van rationeel begrip van je monstertje. Koester die momenten. Denk er aan wanneer je je kind voor de vijfde keer voedsel aanbiedt en het bord uit je handen slaat terwijl het ‘neeeeeeee!’ schreeuwt of voor de achtste keer zijn of haar lievelingsspeelgoed aanbiedt en dat ostentatief naar je hoofd smijt.
Om je daarna een welgemikte rechtse te geven. God mag weten waarom.
Neeeeee!
Maar besef dat er is licht aan de einde van de tunnel. In de verte waait een witte vlag en weerklinkt de bel van de laatste boksronde.
Als die bel weerklinkt dan start een volgende ronde. Je begint een nieuw level. Met ditmaal geen drieletterwoord maar een vijfletterwoord als titel. Ik waarschuw je alvast dat dit een hele vuile ronde is. Letterlijk. Collega-ouders die het level al bereikten, begrijpen mij helemaal als ik de ronde benoem:
Potje.
En dat, beste lezer, zouden ze nu eens op de verpakking van die condooms mogen zetten.
-
Reality televisie = leven met kinderen
Als mijn kinderen ‘s avonds in bed liggen en ik naar televisie kijk dan valt er mij altijd iets op. Ongeacht naar welk programma ik zap, herken ik wat ik zie op televisie.
Of beter nog: het is alsof ik naar mijn eigen leven kijk. Elke keer opnieuw.
Toen werd het mij duidelijk. Leven met kinderen is hetzelfde als elk reality programma op televisie. Zonder te overdrijven. Of misschien een klein beetje. Maar wie soms iets leest van mij, weet dat mijn fantasie soms een loopje neemt.
Het begon met Big Brother. Want, wat zie ik naast mijn televisie staan? Onze babyfoon met live zwart-wit beelden die elke nachtelijke kuch registreert. 24u op 24u kijken we mee. Ons toilet is het equivalent van de dagboekkamer. Het enige plekje waar je denkt heel even op je gemak te zitten, totdat er iemand tegen jou begint te praten. In ons geval de oudste die komt zeggen dat de jongste plasticine aan het eten is. Weg sfeer.
De hele dag debiele opdrachten uitvoeren: dat doen onze deelnemers thuis ook. Weliswaar van een hoger niveau dan die op televisie. Wat niét overeenkomt is het wegstemmen van de deelnemers. En geef toe, we hopen allemaal soms stiekem dat dit mocht.
Temptation Island? Check. Binnen een andere context maar de technieken en scenario’s zijn zo herkenbaar. In plaats van vrijgezelle vrouwen proberen je eigen kinderen je te verleiden om… een fruitsapje of schermtijd te krijgen.
Jij moet weerstaan aan de verleiding om toe te geven aan een leven van rust en zonder gezeur. Ondertussen staat je échte temptation aan het keukeneiland een kaka pamper te verversen terwijl jij een boterham met choco eet.
Temptaaaaaaaation.
Occasioneel gaan jullie op date, naar het speelpleintje bijvoorbeeld, en begint het spel opnieuw van vooraf aan om bijvoorbeeld een ijsje te krijgen. De verleiding is zo groot om dat gezaag te stoppen… En dan gebeurt het. Je geeft toe en plaats dan maar een leuke foto op Instagram omdat je kind enkel met een ijsje bereid is om te lachen op foto. Waarna ‘s avonds bij het haardvuur je vrouw, terwijl ze door haar feed scrolt, in een colère schiet en de beelden ziet. Je hebt de afspraak geschonden, het vertrouwen is weg… De volgende dag neemt ze zoete wraak en gaat ze een pannenkoek eten met haar verleiders.
Over naar Blind Gekocht. Check. Al je geld kwijt, maandenlang onzeker wachten op de grootste verrassing van je leven en dan iets krijgen dat je totaal overmand. Dat heet bij ons: een zwangerschap. Er is geen instuif maar een babyborrel in de plaats en wenen doe je ook. Iedereen geeft je goedbedoelde tips over hoe jij jouw huis moet onderhouden of in ons geval: hoe de baby in leven houden. Maar er lekt altijd wel iets.
En we weten allemaal: een kind kost een huis.

Over naar een programma met iets minder kosten: The Voice. Check. Je kind kreeg van haar peter de laatste cd van K3, inclusief een veel te luide cd-speler voor kinderen. Met schele stem is je kind van ‘s morgens tot ‘s avonds bezig het beste van zichzelf te geven.
Wij zitten in onze stoel. Met onze rug naar onze kinderen. Tot ik moegetergd op tafel sla, mij omdraai en het uitroep: ‘t Is dan gedaan zeker met dat zingen?!’
De deelnemer barst geschrokken in tranen uit. Mijn hart breekt. Ik neem ze bij mij en bied haar een plaatsje in mijn team aan.
Het meest voor de hand liggend programma in deze blogpost moet ongetwijfeld De Mol zijn. Check. Het unieke is dat in jouw geval het aantal mollen toevallig gelijk staat aan het aantal kinderen dat je hebt. Je merkt dag na dag dat elke opdracht totaal mislukt. De groep slaagt er nooit in om deftig te eten aan tafel, de badkamer proper te houden of hun bord uit te eten. En elke dag verdwijnt er geld uit de pot.
Beste vrienden, de opdracht van vandaag is opnieuw faliekant mislukt.
Elke. Keer. Opnieuw.
Maar evengoed denk ik aan Switch. Check. Elke ouder komt ooit met de geniale vondst om met een spaarkaart te werken. Na vijf stickers krijgt je kind een beloning. Alleen slaagt de deelnemer er zelden in de finish te halen, worden de flauwe papamopjes van de presentator zelden geapprecieerd en lijkt het alsof de deelnemers de spelregels ter plekke verzinnen.
Ik kan blijven doorgaan met vergelijken. Soms is het moeilijk, dat geef ik toe. Ik zou kunnen zeggen dat ons gezinsleven lijkt op dat van De Verhulstjes maar dan zonder geld, villa en teveel vrije tijd. Maar alvast tot de volgende lottotrekking gaat die vlieger naar Saint-Tropez niet op.
De Container Cup kan wel nog. De container is de kamer van mijn kinderen. Al hun speelgoed staat kriskras door elkaar, wordt heel vluchtig even gebruikt en de deelnemers roepen het kot bijeen als ze er mee bezig zijn. Mijn vrouw en ik zijn de commentatoren van dienst. Helaas zijn we ook de kuisploeg om alles proper te maken na de opnames.
Eigenlijk komt een programma als Expeditie Robinson nog het dichtst bij ons leven: het constante gezaag naar eten en gejengel over verveling. Overleven, dat is de essentie van het programma en dat lijkt een makkie in vergelijking met twee kinderen die op hetzelfde moment uit alle lichaamsopeningen snot, kak of terugkerende spaghettisaus vrijgeven. Om 3u ‘s nachts.
Dat, beste lezers, is het echte leven. Dat is échte reality televisie. Moesten ze daar nu eens een televisieprogramma van maken.
Deze blog verscheen eerder op Medium.
-
Sportkamp
Rugzak. Pet. Zonnecrème. Koekje. Zonnebril.
Check, dubbelcheck, driedubbele check. Het papiertje in mijn handen lijkt wel het belangrijkste boodschappenlijstje ooit. Zonder enige overdrijving.
Onze dochter, bijna 5 zomers oud, gaat op sportkamp. Wel honderd keer vraagt ze wanneer het kamp begint. Het kind komt zot. Wij ook.
Als je er als kind zelf van proefde dan smaken sportkampen van je kinderen nog meer nostalgisch dan jouw lievelingsgerecht dat je oma klaarmaakte. Je herinnert je flarden. Je moeder die je valies hielp maken, de brief die je ontving tijdens kamp (die al voor het kamp was verstuurd om op tijd te zijn) of je opmerkelijk blije ouders toen je vertrok voor een weekje uit het huis. Of het ‘toonmoment’ op vrijdag.
Ze gaat op unicorn sportkamp. Niets dat je zo oud doet klinken als de volgende woorden maar in mijne tijd gingen we gewoon op sportkamp. Of unicorns al bestonden herinner ik mij niet maar het moet een omgekeerd bedreigde diersoort zijn of een recente mutatie zijn tussen een regenboog, neushoorn en een paard. Maar nu haal ik de romantiek van het beest weg en wijk ik af. Terug naar de essentie van het leven: unicorn kamp.
Onze heldin gaat er naartoe. Elke dag ophalen en brengen, afwisselend met andere ouders is er een planning. Elke avond is ze kapot van te kampen. Ze beseft het niet maar mooier wordt het leven niet.
Vriendinnetjes. Spelen. Knutselen. Sporten. Buiten.
Het is een light kamp. Overnachten doet ze uiteraard nog niet. Dat waren vroeger de beste kampen. Elke avond veel te laat in bed en op de laatste avond een fuif met jongens en meisje aan elke kant van het zaaltje alsof Mozes de zee in twee spleet tijdens de uittocht naar Egypte. Of om een andere katholieke vergelijking te maken: die keer dat je het raam van jullie kamer liet openstaan met het licht aan waardoor een muggenplaag je jeuk bezorgde tot een maand na het kamp.
En die krampen op kamp. Krampen van je kleine teen tot je neusvleugel na nachten slaaptekort en dagen sportoverschot. Geen haar op je hoofd dat dacht aan klagen ondanks dat het melkzuur tot in je oorlelletje zat. Zeker niet als de meisjes na hun training bleven hangen bij jullie training. Alles met de glimlach, geen inspanning was teveel. Macho’s op testosteron die ’s avonds hoopten een lachje te scoren van hun publiek tijdens het avondeten. Een slow scoren bij je vlam was het hoogtepunt van het kamp en alle fysieke ontberingen waard.
Zover is onze dochter nog niet. Gelukkig. Dat kan mijn hart nog niet aan. Zij gaat mooi op en af elke dag en steekt jongens nog met gemak de loef af tijdens het sporten. Of daar ga ik toch van uit.
Toch is het even schrikken als ze op vrijdag aan tafel zit. Het kamp is afgelopen. Het rapport wordt gemaakt. Er is een belangrijke mededeling: ze is verliefd geworden op kamp. Op Thibault.
Maar ze is ook verliefd op Iluna. En op Nina. En op mama. En op broer. En op papa (gelukkig maar). Je lacht het weg. Hoewel de tijd genadeloos voortdendert en ze ooit ooit na haar training zal blijven plakken bij de training van de jongens, koester je haar naïviteit.
Spoiler alert om af te sluiten: het leven is wél een ponykamp.
Toch als je vijf jaar bent.
Deze blog verscheen eerder op SPORT.Blog.
-
En toen nam ik ontslag… Shit.
Iets meer dan een jaar geleden veranderde ik van werkplek. De kennismaking met de nieuwe collega’s verliep in het begin moeizaam. De ene kakte los in zijn broek tijdens een videocall en de andere verklede zich de godganse dag als prinses. Mijn bazin viel gelukkig best mee.
Wat. Een. Jaar.
Maar vooral: Wat. Een. Collega’s.
En toch nam ik ontslag. Officieel zoals dat hier hoort met een tekening van een eenhoorn in regenboogkleuren die aangetekend verzonden werd naar prinses Elza van HR. Met onderaan netjes mijn naam in drukletters, in spiegelschrift uiteraard, en dat was het dan.
Er vielen traantjes en harde woorden zoals ‘jij bent mijn vriend niet meer’ of gewoon een pijnlijk kurkdroge ‘dada’. Mijn bazin vind ik dat zwaar overdrijf en mij beter zou bezighouden met het opruimen van de speelhoek omdat de poetsvrouw morgen langskomt. Als mijn opzegtermijn wordt berekend op basis van het afwerken van die taak dan vrees ik dat ik hier tot in de oneindigheid moet blijven want de collega’s negeren nog steeds straal de clean desk policy.
Het is een cliché maar ik ben overtuigd dat ik mijn collega’s nog zal zien na mijn vertrek. Eens afspreken na de kantooruren om een melkje te drinken, te schommelen of om hysterisch te smeken als de ijskar luid weerklinkt in de straat. Heerlijk ontspannende momenten die ik ga missen tijdens de kantooruren.
Of ik een leegte achterlaat, dat is een ander verhaal. Een opportunistische collega opperde dat zij nu de 2e oudste van het kantoor werd en mee de baas mocht spelen, de andere collega zit nog in de ontkenningsfase en houdt zich ostentatief bezig met het stapelen van blokjes om die dan opnieuw omver te smijten. Mijn bazin opperde dan weer dat vervanging niet echt nodig was aangezien die godverdomse speelhoek nog steeds niet opgeruimd was en mijn takenpakket dus al bij al heel beperkt was.

HR had de laatste weken wel de handen vol met de regeling omtrent ziekteverlof. Collega’s werden aan de lopende band ziek. De hoeveelheid groen snot, het decibel aan gehoest en de restjes zure melk gingen crescendo naar het voorbeeld van de kostenpost op onze boekhoudkundige jaarrekening voor farmaceutische uitgaven. En toch bleven zieke collega’s naar kantoor komen, meer nog: sommigen hernamen zelf hun nachtwerk en eisten wederom van ons hetzelfde engagement.
Het afgelopen jaar zijn we gegroeid als team. Nachtwerk is niet langer de norm (als er niemand ziek is tenminste) en eten doen we meestal met een vork. De junior van kantoor durft nu ook meer en meer het woord te nemen ook al versta je er geen bal van. En ‘bal’ is dan ook een van de enigste woorden die hij uitkraamt waardoor functioneringsgesprekken moeizaam verlopen.
Een van de mooiste herinneringen was toen mijn collega’s mij op een ochtend verrasten. Het was ‘Dag van collega’ en ze hadden werkjes gemaakt, brachten versjes en een ontbijt. En dat allemaal tijdens de kantooruren. Ik was de hele dag vrijgesteld van alle taakjes. Wat bij mijn bazin de opmerking uitlokte dat het blijkbaar elke dag ‘Dag van de collega’ was.
Maar ook die keer dat er paaseitjes verstopt waren op kantoor heerste er een uitgelaten sfeer. Een overenthousiaste collega stikte bijna toen hij vergat het papiertje van zijn chocolade eitje te doen en een andere at op één dag haar gewicht in chocolade paashazen op. Van toewijding en professionaliteit gesproken.
De collega’s stuwen elkaar ook naar een hoger niveau. Een collega leerde tot tien tellen en benoemde zichzelf prompt tot boekhouder van het bedrijf. De andere collega overweegt een carrière switch naar fietskoerier want hij maakt met zijn driewieler de kantoorgangen onveilig. Technische werkloosheid is een fenomeen dat zich voordoet bij enkele collega’s wanneer de tafel moet gedekt worden, er eten gemaakt wordt of afgeruimd moet worden. Net dan moeten er altijd facturen de deur uit of pakjes bezorgd worden.
Vanaf nu ga ik opnieuw naar een ‘echt’ kantoor. Waar stempels handtekeningen zijn, Paw Patrol een dolle leverancier van kantoormateriaal is en Bumba een typo is in de mail van HR wanneer ze eigenlijk Zumba bedoelden als mega-originele teambuildingsactiviteit.
Van teambuilding gesproken: eindelijk mochten we nog eens uit gaan eten over de middag met collega’s. Dat was al heel lang geleden en meteen de eerste keer voor sommigen in hun leven. Dit ging wel gepaard met enkele discussies. Aangezien het toch op kosten van de zaak was, kapte een collega het ene fruitsapje na het andere binnen om dan wel heel ostentatief te roepen dat de chips opnieuw op waren omdat zij nota bene alles zelf opat. De jongste collega weigerde dan weer om te blijven zitten aan tafel en was als een magneet aangetrokken tot een nabij gelegen speelpleintje. Met als resultaat dat ik als enigste overbleef aan het tafeltje terwijl mijn bazin twee collega’s moest duwen op de schommel. Leading by example noemen ze dat in management boeken.
Beste. Bazin. Ooit.
Ik ga iedereen missen. Alsook de fantastische momenten die we samen beleefden. Die keer dat er fruitpap werd gekatapulteerd op mijn toetsenbord toen ik een rapport typte, die keer dat ik op een legoblokje trapte op weg naar de printer die geblokkeerd zat met kleurplaten van Peppa Pig of die keer dat een collega ‘per ongeluk’ onze kraakwitte kantoormuur verwisselde met het whiteboard in de meeting room. Overkomt iedereen wel eens, niet?

Tijdens de afsluitende afscheidsdrink blikten we terug op al deze mooie herinneringen. De ene collega gaf mij als cadeau een roze stempel op mijn hand en een welgemeende knuffel, mijn bazin zuchtte terwijl ze de speelhoek opruimde en mijn jongste collega?
Wel, die kakte los in zijn broek.
-
Hoe mijn job kinderspel werd dankzij mijn kinderen
Het verschil tussen collega’s mét en collega’s zonder kinderen? Dat zie je soms gewoon.
Wallen zo diep dat je er hoogtevrees van krijgt. Restjes zure, aangekoekte melk op schouderhoogte. Onuitwisbare Disney stempels op de hand. Of roze papiersnippers & Paw Patrol kleurplaten in de laptoptas die plots gedecoreerd is met roze stickers van het varken Peppa Pig.
Soit, de ideale voorbereiding dus als je net een megasuperbelangrijke presentatie moet geven via Zoom op woensdagnamiddag wanneer je huis een verwaarloosde kinderspeeltuin lijkt met ronddolende kinderen waarvan de volumeregelknop tilt slaat.
Thuiswerken met kinderen is als vuur willen maken met water: wetenschappelijk bewezen onmogelijk.

Op zo’n moment denkt iedere ouder wel eens: F*ck. My. Life.
En toch.
Ondanks alles zijn er ook professionele voordelen aan kinderen. En daar wil ik het eens over hebben. Waarom zijn die kleine monstertjes wél een zegen voor je job?
Relativeren, relativeren… wie z’n best doet zal het leren
Oké, die megasuperbelangrijke presentatie is nog steeds megasuperbelangrijk. Maar anderzijds besef je maar al te goed dat het maar een megasuperbelangrijke presentatie is. Je kind staat op en heeft als belangrijkste dagtaken: smakelijk eten, de juiste rammelaar uitzoeken in de crèche, dutjes doen en tussendoor enkele pampers vullen.
That’s all.
En jij bent dolgelukkig als hen dat allemaal lukt. Die kleine kerel of meid geeft geen moer om presentaties of je baas. En of je het nu slecht of goed doet, zijn schaterlach is er niet minder om als je na het werk met hem in de zetel ligt.

Dus knal maar met die presentatie, dat project of die andere dagtaken. Maar weet dat het resultaat eigenlijk niet het supermegabelangrijkste is.
En valt het tegen? Tja, shit happens. Met kleine kinderen besef je dat elke dag opnieuw in alle geuren en kleuren.
Makkelijk is moeilijk, en omgekeerd
Leven met kinderen is voor mij samen te vatten in één zin: makkelijke dingen worden moeilijk, moeilijke dingen worden makkelijk.
Kinderen lijken er in te slagen het huishoudelijke leven op vertraagd relais af te spelen. Alsof je op het bakje van je televisie ging zitten en per ongeluk de slow down knop induwt. Jij holt de benen van je lijf, zij wentelen zich in een gewicht- en tijdloze toestand, lichtjaren van de drukte waarin jij zit.
Snel een jas aandoen en de deur uit? Met kinderen is dat een halfuurdurend ritueel van positioneren van de jas en de peuter. Die dan stampvoetend tiert dat ze zélf die rits willen zippen. Of een andere jas willen. Of eigenlijk géén jas willen.
En zeg, papa? Eigenlijk wil ik gewoon thuisblijven.
Makkelijk dingen worden moeilijk? Check.

Maar ook dit: je bekijkt snel even je mailbox op je smartphone en er komt zo’n werkmail binnen die je hele avond lijkt te ruïneren. Je gemoed keldert onder nul. Het lijkt onmogelijk om je gedachten ook maar een beetje te navigeren richting een gelukkigere staat. Totdat je dochter vraagt om te schommelen. Je kijkt naar buiten, ziet buiten een waterig zonnetje de herfstdag inkleuren en vergeet op slag die rotmail.
Moeilijke dingen worden makkelijk? Check.
Geduld, een lieve deugd
Moet hier een tekening bij? Indien ja dan verwijs ik graag door naar mijn kinderen.
Een kind stelt je geduld zo hard op de proef dat je soms afvraagt of het in een ander, parallel universum leeft waar tijd een oneindig begrip is. In die wereld zijn wij vreemde aliens die zij kunnen laten ontploffen door het tegenovergesteld te doen dan wat wij vragen.

Maar hé, je leert wachten en wachten en wachten en wachten… Totdat je er, al wachtend uiteraard, op een of andere manier in berust. Willen of niet, je kan niet anders dan het ritme van je kind te volgen.
Winter — of zomeruur? Maakt hen geen moer uit. Het is altijd hun tijd, hun tijdzone. En jij loopt daar heel toevallig ook in rond. Meestal wat verloren en nog vaker hopeloos ronddwalend maar je bent er fysiek aanwezig.
Ook op het werk is geduld een schone, lieve deugd. Of je nu eindeloos lang moet wachten op een antwoord op je dringende mail of op die collega die toevallig altijd in de file staat wanneer jullie een afspraak hebben. Of de lockdown variant: de collega die altijd sukkelt met de wifiverbinding en moeilijk kon inbellen.
Wachten moet je altijd en overal. En als er nu één competentie zeker op mijn cv bij mag, sinds ik kinderen heb, is het mijn uitmuntende competentie om te kunnen wachten.
Iemand zei mij ooit dat te vroeg komen op een afspraak een economische ramp is want dat betekent dat je in die wachttijd niet werkt. Een bemoedigende uitspraak die mij doet verhopen dat mijn kinderen een grote toekomst hebben als economen. Ze delen namelijk dat inzicht om nooit te vroeg te zijn.
Empathisch vermogen, maal duizend
Hand in eigen boezem: ik kon vaak kritisch zijn voor anderen of weinig begrip tonen als er zich een probleem voordeed. Sinds ik kinderen heb, lijkt het alsof zij mijn harde kant hebben afgevijld met een bot plastieken speelgoedmes waardoor er zich een karaktertrek van mildheid en empathie blootlegde.
Die kleine opdonders in je huis raken namelijk de allergevoeligste snaar in je lijf. Hoe onredelijk hun eisen en frustraties ook zijn, toch is er ergens diep vanbinnen bij jezelf een stemmetje dat hen begrijpt. En hoe onrealistisch hun uitleg soms is (denk aan: een knuffelbeer heeft mijn kousen opgegeten waardoor ik ze niet vind) toch moet je luisteren én dan nog eens een adequaat antwoord weten te verzinnen dat hen niét het gevoel geeft dat ze complete nonsense uitkramen.
Disclaimer: ik beweer hier niet dat je collega’s complete nonsens rondbazuinen. Of de meesten toch niet. Maar je leert naar hen luisteren. Uiteraard zijn er grenzen op het vlak van begrip voor je collega’s. Als een collega beweert dat zijn knuffelbeer de vergadernotities opat dan is een telefoontje naar HR wel op zijn plaats.
Gaan en blijven gaan
Elke ouder kent wel een dieptepunt. Het moment waarop je in cynisch lachen en hopeloos huilen kan uitbarsten en je afvraagt hoe hard je kinderen je eigenlijk zouden missen moest je op dit moment gewoon de voordeur zou uitwandelen, op zoek naar stilte en gesprekspartners groter dan een meter.
Elke ouder heeft een breekpunt: slapeloze nachten, gehuil, bed vol braaksel, rommel, gezaag, diarreepampers of een combinatie van voorgaande situaties.
En toch vinden we allemaal het karakter om door te zetten want ja, veel keuze heb je nu eenmaal niet. Tenzij je de lotto won en jouw nanny kan vragen om de kinderen klaar te maken voor school, gaat niemand anders jou uit de nood helpen.
Een vergelijking met sport is hier niet veraf. Is blootvoet een marathon lopen op kiezelsteentjes lastiger dan een vakantieweek overleven met twee zieke kinderen tijdens een lockdown? Een stelling die waarschijnlijk voor veel animo zal zorgen op café als die ooit opnieuw open mogen.
Ik wil maar zeggen: kinderen zijn de ultieme lakmoestest in karakter en doorzettingsvermogen. Zet daar een lastig project op het werk tegenover en dat lijkt wel een verkeersdrempeltje in tegenstelling tot die berg (van afwas, opruimen, vuile kleren…) die je beklimt als ouder.
Organiseren, organiseren, wie z’n best doet zal het leren
Ongeacht welke job je doet, agendaplanning zal er ongetwijfeld deel van uit maken. Dat is niet altijd simpel, doch essentieel. Bedrijven smijten je ondertussen met opleidingen om de oren. Een cursus daar, een online webinar daar.
Een onmisbare, professionele opleiding die voor iedereen verplicht moet worden in mijn ogen: Masterclass Kinderen In Vakantie.
Context: het is binnenkort grote vakantie voor jouw twee kinderen, da’s 8 weken vakantie. Jij, en je partner, hebben 2 à 3 weken vakantie.
Opdracht: zorg ervoor dat je kinderen gedurende twee maanden geëntertaind worden zonder elkaar te vermoorden of je huis afbreken.

Hulplijn: schoolkameraadjes, oma’s en opa’s, kampen, tablet, pretparken, dierentuinen, plastieken zwembad…
Je krijgt extra punten als je onder een bepaald budget blijft (die kampen betalen zichzelf niet), de opleiding volgt tijdens een lockdown of bij regenweer.
Als je in deze masterclass ‘Organiseren’ slaagt dan lukt het best ook om een online meeting in te plannen in Microsoft Teams met jouw collega’s.
En als dat écht niet lukt dan zeg je maar dat jouw knuffelbeer je laptop hackte.
-
En toen kakte mijn collega (opnieuw) los in zijn broek
Wauw… Wat een leuke reacties op mijn verslag van de eerste weken op mijn nieuwe werkplek. Niet te geloven dat we een halfjaar verder zijn ondertussen.
Iemand solliciteerde voor een plaatsje op ons kantoor. Een andere persoon bood spontaan zijn diensten als HR consultant aan. En nog iemand anders kakte zelf in zijn broek van het lachen. Of dat schreef hij toch.
Wel euhm, dankjewel dan maar zeker? 🙂
Back to work! Er gebeurde opnieuw veel de afgelopen weken. Door onvoorziene omstandigheden werd kantoorwerk verplicht waardoor we nu 24u op 24u samenwerken met de collega’s. Maar het belangrijkste nieuwtje: we kregen er een nieuwe collega bij.
Haar naam: Shelly.
Haar achternaam: Barbie.
Shelly haar entree was ongelukkig. Sommige collega’s reageerden afgunstig. Ze kreeg meteen een roze cabrio bedrijfswagen, een volledige garderobe en een make-up set. Alles op kosten van het bedrijf.
Mijn voordeel is nu wel dat ik niet langer de laatste nieuwkomer ben. Dat biedt kansen. Zoals meer voor mezelf opkomen.
Hoewel een collega mij snel tot de orde riep met zijn rammelaar. Toch zette ik stappen vooruit. Sinds kort beslis ik zelf of ik een hondje of een poesje maak in plasticine. De reacties zijn lovend. Een mooi blijk van vertrouwen.
Mijn inspanningen loonden meteen. Ik mocht op bijscholing. Tijdens de opleiding keken we eerst naar een documentaire over hoe twee prinsessen een ijstijd overwinnen. De opleiding kon gevolgd worden op afstand en had als titel: Frozen.
Achteraf bespraken we de verschillende personages en spanningsbogen. Het rollenspel waarbij ik een prinses speelde was volledig uit mijn comfort zone maar da’s natuurlijk net de bedoeling tijdens zo’n bedrijfstraining. Ik leerde om bepaalde dingen los te laten.
Of zoals de lesgeefster Elza filosofisch sprak: let it goooooooooooooo.
Wat wel speciaal was, was dat mijn collega die de cursus met grootste onderscheiding voltooide geen certificaat ontving maar een ijstaart in het thema van de opleiding. Als je er dieper over nadacht was dit wel heel logisch. Want wat ben je nu met een papiertje als je ijs kan eten als beloning voor je harde werk?

Een junior collega had het onlangs lastig met de overgang van zomer- naar winteruur. Compleet verward begint hij nu zijn werkdag om vijf uur ‘s morgens. En wat vervelender is: hij verwacht van mij hetzelfde engagement.
Tijdens de kantooruren, en erna, volgt hij mij als mijn schaduw. Hij moet heel moe zijn van dat vroeg opstaan want hij kruipt de hele dag. Wat wel een mooie vooruitgang is want in mijn vorig verslag lag hij de hele dag op zijn rug naar het plafond te kijken.
Zoals op elk kantoor vieren we uiteraard elke verjaardag op gepaste wijze. Dat liep bijna uit de hand en op zo’n moment merk je gewoon dat sommige collega’s zichzelf moeilijk in de hand kunnen houden. Iemand haalde het in zijn hoofd om (melk)dronken een vuur te doven met zijn vingers. Gelukkig hield ik hem net op tijd tegen. Het werd pas helemaal gênant toen achteraf bleek dat hij (opnieuw) in zijn broek had gekakt.

Nu de junior zich profileert en zich meer en meer bureaugerei toe-eigent, zoals een auto die irritant veel lawaai maakt, creëert dit soms spanningen tussen twee collega’s. Blijkbaar hebben ze altijd op hetzelfde moment dat specifieke bureaugerief nodig. Met ruzie tot gevolg. Een beetje kinderachtig maar voor jezelf opkomen, is natuurlijk wel belangrijk.
Hoe het met mijn baas gaat? Heel goed, we hebben een klik. Vaak hebben we aan één blik voldoende om elkaar te begrijpen. Laatst kroop ze wel héél dicht tegen mij aan op kantoor. Voor het oog van alle collega’s. Een jaloerse collega greep meteen in. Ze plaatste zich ostentatief, met haar armen gespreid en luid roepend, tussen ons in.
De discussies omtrent de clean desk policy zijn er nog altijd. Ook de kuisploeg laat opnieuw verstek. En sommige collega’s, ook Shelly, houden zich nog steeds afzijdig wanneer er moet opgeruimd worden door ostentatief selfies te nemen. Een gebrek aan respect vind ik persoonlijk.

Een van de collega heeft soms last van een dubbele persoonlijkheid. Soms ben ik haar beste collega, soms de slechtste. Ik vergeef het haar want ze neemt veel hooi op haar vork. Wanneer bijvoorbeeld haar jongere collega terugkwam uit ziekteverlof stond ze zelf klaar met haar dokterstas voor het medisch onderzoek.
Ach, ik werk hier graag. Wat we doen met ons bedrijf is mij eigenlijk nog steeds niet duidelijk en wat ík hier loop te doen is helemaal een raadsel maar ik wil meebouwen aan de toekomst van dit bedrijf.
Daarom engageerde ik mij voor de projectgroep ‘Sport op het werk’. Ik stelde een fietstochtje voor maar dit zorgde voor een gênante situatie toen bleek dat een collega nog niet kon fietsen. Tenzij ik naast haar meeliep, vertelde ze. Sindsdien zit ik niet meer in de projectgroep.
Ondertussen bouwen we ook aan de strategische toekomstvisie van ons bedrijf. In de huidige uitdagende tijden moet je investeren en innoveren om te overleven. Daarom hebben we beslist van een extra schommelzitje voor de junior aan te kopen. Welzijn op het werk blijft belangrijk voor ons.
En doordat we zo hard groeien, beslisten we ook om een extra poppenwagen aan te kopen die we op enkele jaren kunnen afschrijven. Zo hopen we een extra troef in handen te hebben om nieuwe collega’s aan te trekken die nog een crèche zoeken.
Iemand kwam met het voorstel om een kantoorhuisdier te nemen. Een poesje. Haar motivering, maar dat is zooooooooo lief, werd door de Raad van Bestuur te licht bevonden. In de plaats daarvan gaan we elke week op bedrijfsuitstap naar het bos op zoek naar denkbeeldige kabouters.
De nervositeit neemt wel toe op kantoor want er komt een grote doorlichting aan. Voor de evaluatie werken ze samen met een extern Spaans bedrijf. Zes december weten we meer. Op die dag weten we wie zijn best heeft gedaan op kantoor het voorbije jaar.
Een collega heeft het volste vertrouwen in een positieve evaluatie en is zelf bezig met een overzicht te maken van alle extra extra-legale voordelen die ze allemaal wil. Ze zit nog in de brainstormfase waarbij ze haar voorstellen op een whiteboard kleeft. Aan het aantal whiteboards te zien, is ze heel flink geweest.
Recent was er ook een nieuwe HR-update. De beleidsmaatregel omtrent de roze stempeltjes, zie mijn vorig verslag, werd herroepen. Iemand had het deksel van het potje vergeten te sluiten, de stempel was uitgedroogd. Maar er was een nieuw, daadkrachtig initiatief.
Wie een positieve evaluatie kreeg, mocht samen met een wel héél enthousiaste collega de exclusieve vervolgopleiding volgen: Frozen 2.
-
Mijn Turkse kapper G
‘Morgen?’ vroeg hij vanachter een kappersstoel.
‘Zondag? Euhm ja, dat lukt eigenlijk wel,’ antwoordde ik.
‘Ten hour thirty?’
‘Half elf? Ja, perfect.’
‘Shalam, man!’
In mijn hopeloze zoektocht naar een kapper stond ik zaterdagvoormiddag bij G. G. is een Turkse barbershop in ons dorp. Hij keek een beetje wantrouwig op toen ik met mijn knalrode boodschappentas in de hand zijn barbershop binnenwandelde.
Je moet weten: ik haat kappersbezoeken. Het gefriemel aan mijn hoofd, die restjes haar in mijn oren, ogen en mond en dat gekriebel in mijn nek achteraf door achtergebleven microhaartjes. Nee, de beste knipbeurt is voor mij de snelste knipbeurt. Toen we vier jaar geleden verhuisden, koos ik mij een kapper die zich snel van zijn job kwijt. Schaar erin, praatje maken en kwartiertje later buiten.
Fris en mooi geknipt. Snelle service. Bedankt en tot ziens!
Maar nu had ik een corona coupe XL. Ik stond niet slecht tussen The Beatles. Gewoontedier als ik ben, probeerde ik enkele keren te bellen naar ‘mijn’ vaste kapper. Helaas, geen respons. Dan maar Google als hulplijn. Bleek er er nog een kapper in ons dorp te zijn. Ook die nam niet op. Maar hij was wel open stond er op zijn website.
En zo belande ik zaterdagvoormiddag in G. zijn barbershop en maakte een afspraak. Vierentwintig uur later zat ik zijn stoel. En begonnen we te praten.

G. heeft een dochtertje van twee en een half jaar oud en woont samen met zijn vrouw in het dorp aan de overkant van de brug. Ongeveer drie jaar geleden verhuisde hij van Turkije naar ons land en opende hij zijn barbershop. Zijn werktenue is een witte t-shirt van Nike, sweatpants en hippe Jordan sneakers onder zijn voeten.
Beste. Werktenue. Ooit.
Hij had al geld toen hij aankwam in België, vertelde hij trots. Met dat geld opende hij zijn zaak. Zijn familie vreesde voor het succes van zijn zaak maar hij geloofde er in. En kreeg gelijk.
Ik dacht aan de administratieve rompslomp voor de start van mijn bijberoep. Hoe ik mij door alle paperassen en aanvragen spartelde. Ik vloekte want begreep vaak maar half de bedoeling ervan. En ik spreek al 31 jaar Nederlands. Ik vraag het niet aan G. maar ik heb bewondering dat hij een nog grotere papierberg overwon.
We praatten in een tussentaal van Engels en Nederlands. En G. smeet er regelmatig een Turkse krachtterm tussen met een bulderlach vanachter zijn mondmasker. Elke passant aan zijn raam kreeg een enthousiaste begroeting. Soms liep hij uit het niets naar buiten om te zwaaien. Of om ‘hallo’ te zeggen aan zijn gepensioneerde buurman die zich een hartaanval schrok en dan hartelijk terug zwaaide.
Hij vertelde hun verhalen. Zoals over de meneer die net in zijn auto passeerde en toeterde. Die ging normaal mee doen aan de paardenkoers op Waregem Koerse. Maar Waregem Koerse is afgelast.
Corona, my friend.
We hadden het over onze kinderen. En dat ze hun vriendjes misten om mee te spelen tijdens de lockdown. Zijn dochtertje zou normaal enkele weken geleden voor het eerst naar school gaan. Maar dat ging niet door.
Corona, my friend.
Twee maanden lang was zijn barbershop gesloten. Maar nu was hij zo blij opnieuw te kunnen werken. Hij wil bezig zijn, haat niets doen. Daarom dat hij elke dag van de week werkt. In Turkije is het nog erger, lachte hij. Daar is een barbershop een café. Op elke moment van elke dag zit het er vol. Als je geluk hebt, knippen ze ook je haar schaterlachte hij opnieuw.
We hebben het over onze mondmaskers. Vaderlijk kijkt hij mij aan en zegt dat we moeten oppassen. Niet per se voor onszelf. Maar voor onze mama en onze papa. We moeten voor hén zorgen. Hoe vervelend die dingen ook zijn. Terwijl hij het zei, gesticuleerde hij druk met zijn handen zoals dat hoort bij een Turkse kapper.
Als hij niet werkt, kijkt hij voetbal. Voetbal kijken, is zijn hobby. Ik vroeg hem naar zijn favoriete club. Fenerbahçe zei hij trots. Maar ze doen het niet goed. Slecht beleid, ze hebben geen jeugd. Hij mist het voetbal. Maar op 12 juni begint Fenerbahçe opnieuw, riep hij enthousiast uit.
Finally, my friend.
We praatten verder over voetbal. Da’s het leuke aan voetbal. Het is bijna altijd een ijsbreker onder mannen. In België ziet hij graag Club Brugge spelen. En Zulte-Waregem. Hij praatte mij naar de mond met die laatste ploeg maar dat vond ik niet erg.
Ondertussen knipte hij mijn haar met knipgerei dat ik nog nooit zag. Enkel op het einde gebruikte hij heel even een schaar. Halverwege nam hij plots een pauze om een sigaret te roken buiten. Op zijn dooie gemak. Om ondertussen te roepen en hartelijk te zwaaien naar quasi elke voorbijganger.
Ik woon twee jaar langer in ons dorp maar hij lijkt twee keer zoveel mensen te kennen. Wanneer hij aan onze tweede helft begon, hadden we het over Amerika en de protesten. Hij begreep niet goed waarom ze geweld gebruiken. Het heeft geen enkel nut. En dan heb je nog die crazy president.
Comedy, my friend.
Op het einde spoot hij mijn haar vol met producten die mij beneveld naar adem deden happen. Ik voelde mij alsof ik op een geparfumeerde achtbaan zat en ik net tot stilstand kwam. Ik opende mijn ogen.Hij lachte.
Okay, my friend?
Zijn continue stortvloed aan positieve energie was aanstekelijk. De tijd vloog voorbij. En dat voor iemand die kappersbezoeken haat.
Ik was fris en mooi geknipt. Maar dat leek bijzaak. Dit was rock ‘n rol op een kappersstoel.
‘Hoe maak ik het best een afspraak de volgende keer?’
‘Gewoon berichtje op Whatsapp of Facebook. Niet bellen, no time my friend.’
Het was half twaalf wanneer G. begon aan zijn volgende klant die hem antwoordde in plat West-Vlaams. Het liefst bleef ik zitten om naar hun gesprek te luisteren.
Net voor de deur dichtviel, riep hij:
‘Shalam, my friend!’
-
En toen kakte mijn nieuwe collega los in zijn broek tijdens een videocall
Moest je nu eens van dienst veranderen? Een andere werkomgeving zal je deugd doen, toch?
Die vraag kreeg ik enkele weken geleden. En zo geschiedde. Sinds twee weken werk ik dus op een nieuwe dienst. Met nieuwe collega’s en een nieuwe baas.
Het waren, euhm, speciale introductieweken. Maar als nieuwkomer wil je vooral niet teveel opvallen. Dus je doet mee met de hoop en plooit soms onder de groepsdruk.
Dit is een verslag van de eerste twee weken op mijn nieuwe werkplek die mij op één of andere redenen doet denken aan een andere plek die ik goed ken. Maar dat zal mijn verbeelding zijn.
Om te beginnen: de beslissing van mijn overplaatsing viel heel snel en onverwacht. Veel voorbereiding was er niet. Op mijn eerste werkdag moest ik zelf mijn gerief bijeenzoeken. Ook mijn bureau moest ik zelf zien te vinden. Uiteindelijk vond ik een plekje tussen een roze kinderwagen en een stapel puzzels van Disney.
De onboarding verliep niet helemaal vlekkeloos met andere woorden.
De eerste kennismaking met de nieuwe collega’s verliep gelukkig wél goed. Hoewel de ene recht uit zijn bed leek te komen. En wanneer hij een boertje liet, kreeg hij applaus van de andere collega’s. Ach, een inside joke die ik snel ging snappen waarschijnlijk. Een andere collega zocht meteen toenadering. Of ik zin had om te schommelen straks? Ik mocht haar duwen. Leuk idee. ‘t Is eens iets anders om elkaar te leren kennen, vond ik.
Eén blik op het kantoor zei wel genoeg: er ontbrak duidelijk een clean desk policy. Stiften, papieren, scharen, puzzels en knikkerbanen lagen kriskras door elkaar. Een warboel was het. Daar moest ik wel aan wennen. Want hoewel er dagelijks tot driemaal toe werd opgeruimd, leek het telkens enkele minuten later opnieuw alsof de printer ontploft was. Trouwens: de schoonmaakploeg liet verstek en we moeten nu zelf poetsen. Echt professioneel was het niet, maar het bevorderde de teamgeest wel. Hoewel sommige collega’s liever winkeltje leken te spelen tijdens het poetsen.

Van teamgeest gesproken. Ik had geluk: er stond een teambuilding op het programma. We gingen op uitstap. De tip vooraf: exotisch.
De tip leidde ons naar de plaatselijke supermarkt waar we zoals bij elke grote attractie in een pretpark moesten aanschuiven om binnen te mogen. Het was druk. Eenmaal binnen, ging het rechtstreeks naar de visafdeling. Daar stond een aquarium met kreeften. Het hoogtepunt van onze teambuilding. Na nog wat rond te slenteren in de afdeling ‘Exotische voeding’ gingen we terug naar kantoor.
Toen viel mij iets op. De collega’s plaatsten knuffelberen voor het raam. Je kan dat raar vinden maar elk bedrijf heeft zo wel zijn tradities denk ik.
Nog zo eentje: applaudisseren als een project succesvol afgerond wordt. Zoals een knutselwerk van een flamingo. Of wanneer een flesje melk helemaal uitgedronken wordt. Succes vieren we op kantoor, hoe klein het ook is. En da’s wel mooi.
Jammer genoeg was er ook een incident tussen collega’s in mijn eerste werkweken. Een collega viel in slaap op een kussen op de grond. Een andere collega gaf hem een blaam. Ook ik kreeg een blaam: ik had haar niet lang genoeg geduwd tijdens het schommelen. Het viel trouwens op dat deze collega wel héél veel vragen stelde. Continu vroeg ze waarom we iets deden. Misschien typisch voor een junior maar vragen waarom ik pipi doe, voelde toch wat té privé om eerlijk te zijn.
De printer zorgde ook al voor een discussie. Ik wilde enkele voorbereidingen voor een videocall afprinten, zij wilde een kleurplaat van een vlindertje afprinten. Haar argumentatie gaf de doorslag: ze had het écht, écht, écht wel nodig zei ze. En ze lachte vervolgens heel lief. We kwamen overeen dat ze mij daarna met rust ging laten. Ze was akkoord. Tot vijf minuten later toen ze een kleurplaat van een bloemetje kwam vragen. En dat tijdens mijn videocall.
De lunch in de bedrijfskantine verloopt soms chaotisch. Een collega morst continu en lijkt daar heel veel plezier in te hebben. Een andere collega ligt languit in een ligstoel te kwijlen. Misschien voelt hij zich schuldig. Want tijdens die videocall net voor de lunch kakte hij los in zijn broek terwijl hij naast mij zat. Zoiets had ik nog nooit voor gehad. Maar dat kan aan mijn onervarenheid liggen natuurlijk.

Na het eten is er de gewoonte om zelf de afwas te doen. Dat is ietwat anders dan ik gewoon was maar vond ik niet zo erg. Een gelegenheid om bij te praten met een collega. Wel jammer dat het altijd dezelfde zijn die afwassen, terwijl de anderen er van onder muizen om een puzzel te maken. Qua collegialiteit niet zo top.
Om de communicatie in het team te bevorderen doen we vaak stand-ups. Daarbij is er één heel dominante collega waarbij de plaat nogal vaak blijft hangen. Ze blijft herhalen dat ze wil schommelen. De andere brabbelt onverstaanbaar maar is wel altijd de luidste als hij honger heeft. Of als hij in zijn broek kakt.
Maar het zijn harde werkers. Workaholics zou je kunnen zeggen. Soms werken we ‘s nachts door. Dan lig je net in je bed, hoor je een collega op nogal dwingende wijze om feedback vragen. Een nachtje door werken wordt vaak bezegeld met een lekker melkje. Er is een Spartaans werkregime want ook de afterwork is met melkjes. Geen alcohol. Hoewel het soms zou helpen denk ik in mezelf.
Uiteraard is het niet allemaal kommer en kwel. We eten in de namiddag fruitpap en, ondanks de spanningen, wordt er vaak geknuffeld. De nieuwe baas valt ook best mee. Ik zou zweren dat ze stond te flirten met mij tijdens de afwas, maar dat kan mijn verbeelding zijn. Je moet oppassen met zo’n dingen.
Over de radio is ook al discussie geweest. Ik verkies Studio Brussel. Een andere collega hoort liever liedjes van Maya De Bij. Gelukkig vonden we een consensus. In ruil om eens verstoppertje te spelen, wilde een collega enkele minuten Studio Brussel verdragen.
Op het einde van mijn eerste twee weken stond er een evaluatiegesprek op de agenda. Dat was hoopgevend: ze vonden dat ik het niet slecht deed. Er waren wel enkele klachten over te korte schommeltijden en te weinig engagement tijdens het verstoppertje spelen. Maar in het algemeen waren ze tevreden. Een opluchting…
Net voor we het gesprek afsloten, volgde er nog één iets wat ze wilden meedelen. Vanaf nu gingen ze het bonussysteem aanpassen. Financiële tegemoetkomingen werden vervangen door… stempeltjes.
Ik mocht zelf kiezen welk kleur. Als het maar roze was.

Deze blog verscheen eerder op Medium, op MamaBaas en op Het Nieuwsblad.
Home
hallo
Mijn naam is Pieterjan (’89), papa van Lena (’16) en Lowie (’19), getrouwd met Sofie. Ik hou van lezen, schrijven, sporten en mijn gezin. Stiekem droom ik van een roadtrip door Canada, een teletijdmachine bouwen en wereldkampioen worden.
Momenteel zijn er enkel vage plannen voor het eerste want gebrek aan tijd en talent belemmeren de laatste twee.
Ik schrijf graag. Al jaren op SPORT.Blog over sport. En over andere dingen op Medium, MamaBaas en op willekeurige bierviltjes. Bliksem bundelt eindelijk al die andere dingen.
En ooit, ooit neem ik al dat schrijven serieus.

